Met mijn enquêteformulier, cd en foto op zak nam ik de
enquêtes af bij kinderen van het 3de kleuter, 1ste
leerjaar en tot slot 5de leerjaar.
De kinderen kregen driemaal een verhaal te horen. De eerste
keer in het Algemeen Nederlands, de tweede keer in tussentaal en tot slot in volledig
dialect.
De opdracht luidde als
volgt:
Je zegt het volgende
tegen het kind.
Je zal zo dadelijk
drie stukjes horen. Tijdens elk stukje zal een man iets vertellen over deze
foto (toon deze foto en laat die goed zichtbaar voor het kind liggen). Nadat je
alle stukjes gehoord hebt, zal je het volgende moeten raden:
1) Wie van de drie is een meester?
2) Wie van de drie woont in een groot huis?
3) Wie van de drie heeft zwarte schoenen aan?
4) Wie van de drie helpt graag andere mensen?
5) Wie van de drie heeft veel vrienden.
Het is belangrijk dat
het kind de vragen al te horen krijgt vooraleer het de fragmentjes beluistert.
De eerste taalenquête nam ik af bij Merel. Merel zit in het
derde kleuter. Toen ik het derde fragment liet horen, keek ze raar op. Ze
verstond er niet veel van. Ik legde de opdracht opnieuw uit, maar toch was het
voor haar zeer moeilijk. Ze antwoorde volgens de logica 1,2 en tot slot 3.
Daarnaast nam ik ook de taalenquête af bij Thijs. Thijs zit
in het derde leerjaar. Voor hem was de opdracht al duidelijker. Hij luisterde
aandachtig naar de drie verhalen. Toen ik hem de vragen stelde, merkte ik dat
hij nadacht over hetgeen dat hij had gehoord.
Tot slot nam ik ook de taalenquête af bij Delphine. Delphine
zit in het vijfde leerjaar. Toen ik de opdracht uitlegde, wist ze meteen wat
van haar verwacht werd. Ze luisterde aandachtig. Zij was de enige die iets van
het dialect begreep. Vooraleer ze antwoorden gaf, dacht ze goed na over datgene
dat ze net gehoord had.
In mijn volgend blogbericht kan U een besluit vinden over de
taalenquêtes.